Peter de Vries, oud-medewerker van Eurometaal en oprichter van het Hembrugmuseum, verzamelde de afgelopen dertien jaar eigenhandig een museumcollectie bij elkaar. Dit najaar kondigde het museum een samenwerking met het Zaans Museum aan. Tijd voor een interview met de man waarmee het allemaal begon.
Van Zaanse meisjes en de dingen die voorbij gaan
‘Dat was heel verdrietig.’ De sympathieke ogen van Peter de Vries worden vochtig als hij terugdenkt aan het jaar 2003. Het jaar markeerde het begin van zijn Hembrug Museum, maar vooral het einde van metaalbewerkingsbedrijf Eurometaal. De werkgever waar Peter 32 jaar voor had gewerkt, een fabriek met 324 jaar historie, sloot voorgoed haar deuren.
Vanuit zijn bureaustoel in het oude hoofdkantoor van Eurometaal vervolgt Peter: ‘Alles werd weggerauscht hier. Ik kon het niet aanzien. Dit fabrieksterrein was zo’n groot onderdeel van mijn leven, en ook dat van vele anderen. Ik besloot te redden wat er te redden viel.’
Drie generaties op het HEMbrug
32 jaar eerder zette Peter voor het eerst voet op dat fabrieksterrein: het Hembrugterrein, nu herdoopt tot HEMbrug. ‘Ik had een Zaans meisje ontmoet. Wij wilden op onszelf wonen, dat willen jonge mensen nou eenmaal. Toen zei mijn schoonvader: ‘Kom op het HEMbrug werken, dan krijg je een woning van de fabriek.’
En Peters schoonvader kon het weten, want ook hij werkte –uiteindelijk meer dan veertig jaar- bij Eurometaal. Zijn eigen vader was nog in 1895 met de fabriek meeverhuisd van Delft naar Zaandam. Hij kwam lopend, op zijn klompen. Net zoals veel andere medewerkers van de munitie- en wapenfabriek.
Van wapens naar zonnepanelen en car-locks
Peter solliciteerde bij de Artillerie Inrichtingen, de voorloper van Eurometaal. In 1971 werd hij aangenomen op de expeditieafdeling. Hij laadde en loste, vervoerde goederen, bracht springstof van de opslagplek naar de munitiefabriek. Zo leerde hij het terrein kennen als zijn broekzak. Peters ogen krijgen een glimmertje. ‘Dat was heel handig, want de leuke mensen kwam ik steeds weer tegen, de minder leuke mensen kon ik makkelijk ontlopen.’
In de loop der jaren klom Peter op tot voorman, daarna chef Expeditie. Hij overleefde veel reorganisaties. ‘Het Rijk ging steeds meer wapens in het buitenland kopen. Eurometaal bleef wel munitie produceren, maar dat was niet genoeg. Dus fabriceerden we zonnepanelen, ronddelen voor guldens, onderdelen voor hoge rendementsketels, sloten, car-locks, nou ja, noem maar op.’
Het museum
Maar het mocht niet baten. Eurometaal staakte in 2003 de activiteiten. ‘De medewerkers kregen een regeling mee. Het terrein moest bezemschoon worden opgeleverd. Het Hembrug werd overspoeld met veilingmeesters en opkopers. Alles werd verkocht of verschrot. Er heerste totale anarchie.’
Peter kon het moeilijk aanzien, kreeg steeds meer het gevoel dat hij dingen moest bewaren. Van de directie kreeg hij ‘min of meer’ toestemming om dat te doen.
Gebouw voor gebouw ging hij het terrein over, en verzamelde. ‘Ik keek in kasten. Haalde oude telefoons, radio’s, gereedschap weg. Ik sprak met oud-medewerkers om te horen waar de archieven lagen. Later riep ik ook via de radio mensen op of ze nog Hembrugspullen hadden. Met een aanhangwagen reed ik heel Noord-Holland door om ze op te halen.’
Sommige van de archieven en verzamelingen die hij tegenkwam, werden aangeboden aan musea als het Nationaal Militair Museum en het Nederlands Artillerie Museum. Dat wat overbleef, werd overgebracht naar een grote ruimte in het oude hoofdkantoor van Eurometaal, dat werd omgedoopt tot Hembrug Museum.
In dit museum is een bonte verzameling te zien met onder meer prikklokken, schrijfmachines, rekenmachientjes, horizontale persen, verticale persen, weegschalen, klokken, foto´s, krantenknipsels, en uniformen. Een indrukwekkende collectie, die op laagdrempelige wijze een indruk geeft van het Hembrug en zijn rijke historie.
Eén ding spijt Peter enorm. Hij mocht geen machines bewaren. ‘Ik had heel graag een paar industriële monumenten laten staan in een van de gebouwen. Die hele grote persen bijvoorbeeld. Om de mensen een indruk te geven van wat voor enorme fabriek dit is geweest. Nu nog, als ik hier door de hallen loop, hoor ik de machinegeluiden. Dát is het Hembrug.’
Sociale cohesie
Peter wordt er nostalgisch van, als hij terugdenkt aan die tijd.
‘De fabriek was een soort familie. Het bedrijf organiseerde feesten. We hadden een eigen dansorkest, een drumband, een personeelsvereniging. We voetbalden tegen Verkade en Albert Heijn. Max Euwe kwam simultaan schaken tegen onze schaakclub. Sinterklaas vierden we met onze families. Tot in de jaren ’60 maakten de werknemers van de hulzen- en kogelfabriek zelf de Sinterklaascadeautjes. Je kunt de driewielers, trapautootjes en poppenwagens in het museum bekijken.’
‘Zo creëerde het bedrijf een enorme sociale cohesie. Vergeet niet: mensen werkten hier lang. Er waren mensen met wel 50 dienstjaren. En families, zoals de onze, met drie generaties werkzame personen hier.’
De toekomst
Peter is dan ook niet de enige oud-werknemer die zo begaan is met de historie van het bedrijf en zijn terrein. Een stuk of twintig oud-collega’s helpen mee in het Hembrug Museum.
Toch is Peter altijd de spil gebleven, en dat was niet altijd makkelijk. ‘Er was een tijd waarin ik dacht: ik stop ermee. Het gaat niet lukken. Want de huidige eigenaar van het Hembrug, het Rijksvastgoedbedrijf, zei: ‘Je mag nu nog antikraak hier zitten, maar je moet een goede partner vinden. Anders moet je weg.’
Net op dat moment kwam Peters zus Yvonne hem versterken. ‘Samen kwamen we op het idee om Jan Hovers, de directeur van het Zaans museum, uit te nodigen. Hij kwam hier en zei: ‘Dit moet blijven. Wij stappen in.’’
Met de steun van het Zaans Museum, de gemeente Zaanstad en het Rijksvastgoedbedrijf zijn er plannen om het Hembrugmuseum te verhuizen naar verschillende transformatorhuizen op het Hembrug. Zo krijgen bezoekers naast de historie ook het heden mee, als ze van huis naar huis lopen. Peter hoopt dat de sfeer van het museum, losjes en zonder al te veel verklarende teksten, bewaard blijft. ‘De mensen mogen wel iets meekrijgen. Het mag er bij wijze van spreken naar olie ruiken.’
Met de komst van het Zaans Museum zal Peter geleidelijk meer op de achtergrond treden. Hoewel hij het moeilijk vindt zich van zijn museum los te weken, is het ook goed. ‘Tot zomer 2018 ga ik hiermee door, daarna ga ik afbouwen. Dan ga ik lekker wandelen en fietsen.’ En dat Zaanse meisje, waar het allemaal mee begon, zou het ook niet erg vinden als Peter weer wat vaker thuis is.